Het terrein dat de Bibliotheca Mysticorum Selecta (BMS) bestrijkt is de zogenoemde Christelijke theosofie. Dit filosofisch-religieus gedachtegoed ontstaat aan het het eind van de 16e eeuw, maar de wortels gaan terug tot in de tweede eeuw na Christus. De collectie boeken is ontstaan als onderdeel van de tentoonstelling 'Die Suche nach dem wahren Glauben'. Klik hier voor een overzicht van de collectie. Hoe raak je nu als trainingsbureau verzeild in het mystieke piëtistische gedachtegoed van de 18e eeuw? De Winterberger Höhendörfern - w.o. Mollseifen, waar het trainingscentrum van Sellingnet is gevestigd - vierden in 2013 hun 300 jarig bestaan. Slechts een 'Bier- und Wurst Fest' in het 'jubeljaar' zou geen recht doen aan de geschiedenis van het voormalige Graafschap Wittgenstein-Berleburg - waar de Höhendörfern ooit deel van uitmaakten. In de eerste helft van de 18e eeuw was het Graafschap tot ver over de landsgrenzen bekend als toevluchtsoord voor vervolgde christenen en had het in die tijd ook een eigen 'mystieke' bijbel (Berleburger Bibel). En zo begon het avontuur om iets over deze geschiedenis in een expositie te laten zien.
Aan het eind van de 16e eeuw zien we de Christelijke theosofie in Duitsland ontstaan als bakermat van de Europese esoterie. Meestal wordt bij het woord ‘theosofie’ gedacht aan de stelsels van Helena Petrovna Blavatsky (†1891) of Rudolf Steiner (†1925). Hun stelsels zijn duidelijk pantheïstisch van aard (‘God bevindt zich in alles’). De theosofie die we hier bespreken is echter theïstisch van karakter en houdt vast aan de Christelijke voorstellingen van schepping en verlossing van de wereld en de mensheid door God. De belangrijkste bronnen van de Christelijke theosofie zijn:
het gedachtegoed van Martin Luther en de radicale vleugel van de Reformatie;
de Navolging van Christus (‘Imitatio Christi’) met betrekking tot de Bergrede en de uitwerking hiervan op de Christelijke mystiek;
het enthousiasme voor alles wat met Neoplatonisme, alchemie, mystiek, gnosis, hermetisme en kabbala heeft te maken;
Christelijke gnosis over de wederkomst van Christus en het Duizendjarige Vrederijk.
In de Christelijke theosofie zijn drie tijdvakken te onderscheiden waarin deze tot ontwikkeling komt. De eerste periode start aan het begin van de 17e eeuw. Haar vertegenwoordigers zijn onder meer Johann Arndt en Jakob Böhme. Arndt werd onder andere beïnvloed door de mystiek van de Theologia deutsch, Thomas van Kempen en Johannes Tauler. Van deze werken en andere compileerde hij Vijf Boeken van het ware Christendom, die met zijn Paradies-Gärtlein tot de meest succesvolle devotie-geschriften in Europa te rekenen zijn. In zijn 'bestsellers' bepleitte hij een heropleving van praktisch en vroom christendom en gaf daarmee voeding aan een tweede reformatie in Nederland (Nadere Reformatie) en Duitsland (Piëtisme). Böhme liet zich ondermeer inspireren door de geschriften van de filosoof/theoloog Nicolaas van Cusa, de alchemist Paracelsus en Kaspar Schwenckfeld (lid van de radicale vleugel van de Reformatie). Latere Christelijke theosofen herkenden in het werk van Böhme hun eigen geestelijke ervaringen en zo werd hij een inspirator voor ondermeer de filosofen Hegel, Swedenborg en De Saint-Martin. Het enthousiasme voor Neoplatonisme, alchemie, mystiek, gnosis, hermetisme en kabbala werd aangewakkerd door 'de Leer van Hermes Trismegistus'. Men zag hierin de 'Prisca theologia', de universele wijsheid die zou zijn voorafgegaan aan de christelijke traditie.
De tweede periode begint in de tweede helft van de 17e eeuw en eindigt in het midden van de 18e eeuw. Het enthousiasme voor alles wat met het 'occulte' te maken heeft, tempert. Deze periode is er vooral een van radicalisering, separatisme, de Navolging van Christus (‘Imitatio Christi’) met betrekking tot de ‘leefregels’ uit de Bergrede en de Christelijke gnosis over de wederkomst van Christus en het Duizendjarige Vrederijk. Velen zijn ervan overtuigd dat het 'Ware Christendom' slechts kan worden beleden buiten de gevestigde kerken en vormen zogenoemde Philadelphische ('broederlijke') Gemeenschappen zoals de Vlaamse Antoinette Bourignon de la Porte en de Engelse Jane Leade. Belangrijk is ook Jeanne Marie Guyon du Chesnoy te noemen, beter bekend als Madame Guyon en Pierre Poiret. Zij waren de belangrijkste representanten van het Quiëtisme. Poiret woonde en werkte in Amsterdam en vervolgens in Rijnsburg bij Leiden, waar hij zich wijdde aan de publicatie van zijn eigen werken en die van geestesgenoten. Er waren ook grote groepen gematigde Christelijke theosofen die door de mystiek van bijvoorbeeld Johann Arndt, Joahnnes Tauler of Madame Guyon werden geïnspireerd. Verder moet ook Gottfried Arnold genoemd worden. Arnold was een Duitse piëtistische theoloog en was de belangrijkste vertegenwoordiger van het radicale piëtisme.
De laatste periode van de Christelijke theosofie is de periode van de Romantiek. Deze start in de tweede helft van de 18e eeuw waarin de radicalisering en het separatisme naar de achtergrond verdwijnen. De theosofische geschriften van onder meer Jakob Böhme worden voortgezet in het werk van de Franse filosoof Louis-Claude de Saint-Martin en de Duitse filosoof Franz von Baader. In de tweede helft van de 19e eeuw droogt de Christelijke theosofie praktisch op. Zij wordt verdrongen door de beweging van het zogenoemde ‘traditionalisme’ dat het herstel van oude liturgische waarden nastreeft en door een veelheid aan esoterische genootschappen en stromingen die min of meer het domein van de Christelijke theosofie claimen als de rozenkruisers, de vrijmetselarij en de theosofische genootschappen. Voor meer achtergrondinformatie leest u het boekje 'Een esoterische tijdreis'.
Zoals hiervoor is gememoreerd, mag de Christelijke theosofie gezien worden als bakermat van de Europese esoterie en heeft het op het geestelijk leven grote invloed gehad. Om dit gedachtegoed wat meer voor het voetlicht te brengen is het plan opgevat om te zijner tijd een 'reizende expositie' voor het onderwijs aan te bieden. Hiervoor is ook de ReliCanon samengesteld. De ReliCanon vertelt de Nederlandse religieuze en ideologische geschiedenis en de herkomst van de Nederlandse identiteit. De Christelijke theosofie is hierin als stroming opgenomen.
Het onderzoek naar de Christelijke theosofie lijkt te worden beheerst door ‘dogmatische’ theologen. Zij ervaren de esoterische kant van de Christelijke theosofie blijkbaar als ‘körperfremd‘ door dit niet of nauwelijks te benoemen. Zou de echo van Maarten Luther, die de ‘spirituelen‘ ten tijde van de Reformatie omschreef als 'dromers en escapisten' ('Schwärmer und Schwarmgeister') in de huidige tijd te horen zijn? Overigens, aan de andere kant van het spectrum zien we dat Westerse esoterische studies compleet 'van God los zijn'. 'Niemand komt tot de Vader dan door Mij' (Johannes 14:6). Als je dit gegeven 'overboord gooit' dan wordt esoterie wel erg abstract en wordt het - bij wijze van spreken - aapjes kijken in Artis.
Met een heuse bibliotheek en onderwijsprojecten proberen we de Christelijke theosofie de komende jaren meer bekendheid te geven. Zo kunnen boeken uit de collectie in bruikleen worden gegeven t.b.v. onderwijsprojecten, willen we een 'reizende tentoonstelling' samenstellen en is er in de collectie ook een kleine maar fraaie collectie Getijdenboeken die aan scholen wordt uitgeleend. Natuurlijk blijven we neutraal staan tegenover godsdienstige, levensbeschouwelijke en politieke stromingen. We willen echter wél bijdragen aan 'wat mensen raakt'.
Sammlung und Texte/ collectie en teksten: An van Bommel en Ronald Swensson
Lektorat und Beratung / redactie en advies: Dr. Ulf Lückel (Institut für Theologie - Leibniz Universität Hannover)
Befürworter / comité van aanbeveling: Prof. Dr. Herman Selderhuis (TUA Apeldoorn, Stiftung Refo500),
Prof. Dr. Andreas Mühling (Uni Trier), Dr. J. Marius J. Lange van Ravenswaay (Johannes a Lasco Bibliothek)
Die Sammlung wird gefördert durch / de collectie wordt gesponsord door: Sellingnet Stimuleringsfonds